De meeste media gedragen zich na de start van de Coronacrisis (AC=After Corona) op een manier die ervoor (BC=Before Corona) ondenkbaar was. Met grote gevolgen. Misschien wel verklaarbaar, maar ze verzaken hun cruciale rol ermee.
Lees volledig artikel: Over de omslag van de massamedia
Onderstaande tekst is een bewerking van mijn talk op 6 oktober tijdens het programma Anytime Anyplace op de Dutch Media Week. Onderin ziet u de video van deze talk zelf.
We ain’t seen nothing yet. We staan op een breuklijn in de tijd en hebben tot nu toe slechts het topje van de ijsberg gezien. Geschiedkundigen zullen de corona-pandemie omschrijven als een kantelpunt in de geschiedenis met grote gevolgen voor veel facetten van onze samenleving. De afkorting BC (before Christ) werd tot voor kort gebruikt om te verwijzen naar het verre verleden. Sommige mensen hebben daar inmiddels een andere betekenis aan toegekend: BC= before corona (en AC= after corona).
Op één terrein van onze samenleving is dat kantelpunt duidelijker zichtbaar dan betrokkenen zelf denken. Ik heb het over de massamedia. Hun invloed op de diepte van de breuk is gigantisch.
Andere onderwerpen dan corona worden nog steeds wel op een kritische manier behandeld. Maar als het gaat om alle facetten van de coronacrisis, dan is hun benadering ongekend. Eerst zal ik beschrijven wat dat grote verschil is. Vervolgens zal ik dat proberen te verklaren.
De grote verschillen met BC
1. Informatie van het RIVM, van OMT-leden, virologen en epidemiologen wordt door journalisten één-op-éen doorgegeven.
Ook als het niet in lijn is met eerdere informatie of haaks staat op informatie uit andere landen. Met grote regelmaat zie ik berichtgeving, die na wat eenvoudig zoekwerk via Google, aantoonbaar onjuist blijkt of al achterhaald is. Maar op geen enkele wijze merk ik iets van een kritische houding bij journalisten en presentatoren. Het lijkt soms alsof ze zeer eenzijdige informatie met graagte direct aan hun publiek overbrengen.
Ik zal bovenstaande onderbouwen. Denk aan de vraag of mensen in de buitenlucht wel of niet besmet kunnen raken. Het OMT en premier Rutte halen dan de wedstrijd Atalanta Bergamo -Valencia aan. Veel mensen zijn toen besmet geraakt en dat moet dan in het stadion zijn gebeurd. De feiten worden compleet genegeerd. Namelijk dat de wedstrijd in Milaan was: 40.000 mensen reisden 50 kilometer van Bergamo naar Milaan. Deels in bussen en treinen. En ongetwijfeld keken ook mensen in Bergamo met elkaar, thuis of in cafés, naar de wedstrijd.
Verder stond in veel kranten dat op een terras in Dokkum 14 jongeren waren besmet. Van Dissel zei dat ook in de Tweede Kamer. Maar als je aan de voorlichter van de GGD in Friesland de juiste vragen stelde, dan werd duidelijk dat die jongeren ook samen binnen waren. En dat het ook maar een keuze van die GGD was om dit cluster in te delen bij besmettingen in de buitenlucht.
Maandagavond hoorde ik weer zoiets. Professor Diederik Gommers zei bij Jinek dat tijdens een evenement in de Rozentuin van het Witte Huis mensen buiten zijn besmet. Hij en Eva Jinek hebben zeker niet de reportage in de New York Times gelezen? Inclusief foto’s van de ontvangst in het Witte Huis. Binnen dus.
2. Als criticasters van het beleid stellen dat bepaalde maatregelen onjuist of onnodig zijn – bijvoorbeeld buiten 1,5 meter houden – dan zien we steeds dezelfde dynamiek.
Door de reactie van RIVM-medewerkers en OMT-leden, zou je kunnen denken dat de genomen beslissingen toch goed zijn en dat daarover eigenlijk geen discussie hoort te zijn. Ze geven voorbeelden waaruit zou moeten blijken dat je buiten toch echt besmet kunt raken. De media willen aantonen dat criticasters ongelijk hebben en gaan maar wat graag mee in het narratief van RIVM en OMT. Zo’n kritiekloze houding van journalisten zie ik nauwelijks bij andere nieuwsonderwerpen.
3. Journalisten stellen geen enkele kritische vraag als ze prominente figuren interviewen, zoals Van Dissel, Timen of Koopmans.
In april publiceerde een vaktijdschrift een onderzoek van onder andere professor Koopmans. Daarin werd vastgesteld dat fretten in aparte kooien elkaar kunnen besmetten. Door de opzet van het experiment was het onduidelijk of dat gebeurde door grote druppels of via aerosolen. Er werd een nieuw onderzoek aangekondigd. Met een andere opzet: de fretten zouden elkaar dan alleen via de lucht kunnen besmetten. Mogelijk hard bewijs voor de rol van aerosolen, de microdruppels. We zijn nu zes maanden verder. Over dit belangrijke onderzoek hebben we niets meer gehoord. En tijdens interviews vraagt niemand naar de uitkomsten. Ik heb dit verschijnsel al eens vergeleken met de manier waarop Erica Terpstra de Dalai Lama interviewt.
4. Data die het RIVM publiceert, is van een bedroevende kwaliteit. Niet actueel en niet accuraat.
Gegevens die maanden oud zijn, verwerkt men soms in cijfers van gisteren. Ook de basis van RIVM-grafieken is zeer discutabel. De berekening van het reproductiecijfer ook: die loopt zeker 18 dagen achter. Maar keer op keer nemen media het over. Vooral als het sensationeel is (en dat zijn natuurlijk grote stijgingen, van welk cijfer dan ook). Zo rapporteerde het RIVM vorige week 38 sterfgevallen. Een totaal onwaarschijnlijk cijfer. Ik zag het op vele plekken terug. Direct na publicatie meldden amateurstatistici dat zeker 21 van die overlijdensgevallen in april hadden plaatsgevonden. Pas na twee uur werd het onderkend en werd de berichtgeving aangepast. Zolang media niet kritisch zijn over de kwaliteit van data en de cijfers één-op-één doorgeven (zie bijvoorbeeld het NOS-journaal) is er ook geen aanleiding voor het RIVM om ervoor te zorgen dat data wél actueel en accuraat is.
5. Bij nieuwe maatregelen willen de meeste journalisten twee dingen weten. Kon het niet eerder? En: zijn de maatregelen wel zwaar genoeg?
Maar weinig journalisten stellen de vraag of de te verwachten schade wel opweegt tegen de schade die men met de maatregelen voorkomt. Belangwekkende studies uit het buitenland krijgen in Nederland amper aandacht. Belangrijke nieuwe bevindingen ook niet. De kans op besmetting via voorwerpen is heel erg klein. Het Amerikaanse RIVM heeft dat al maanden geleden gemeld. Toch hebben Nederlandse media daar nog niet over bericht.
6. Last but not least: gefundeerde tegengeluiden krijgen – bewust of onbewust – weinig aandacht.
Soms wel, denk aan de mensen die eind maart aandacht vroegen voor de grote economische gevolgen van de maatregelen. Af en toe mochten ze figureren. Maar hun pleidooi werd volledig ondergesneeuwd door nieuws over de gevaren van het virus, het aantal besmettingen en trieste verhalen van patiënten. Alles lijkt ondergeschikt aan de bestrijding van het virus.
Ik heb hetzelfde meegemaakt rondom de vraag hoe het virus zich verspreidt en welke voorzorgsmaatregelen je zou kunnen nemen. Het virus wordt vooral via de lucht overgedragen. Dat bleek uit studies in onder meer Japan, de VS en Duitsland. Ik deelde die conclusies, ook op basis van de gebeurtenissen bij koren en tijdens het carnaval. Verder was duidelijk dat slechte ventilatie en lage luchtvochtigheid een grote rol spelen bij de verspreiding van COVID-19. Dat die slechte ventilatie grote uitbraken in zorginstellingen veroorzaakte en dat daar dus onnodig mensen in grote aantallen ziek werden en overleden.
Hiervoor probeerde ik op allerlei manieren aandacht te krijgen. Mailde naar media en politici. Maar kreeg vrijwel altijd nul op het rekest. Als ik al een reactie ontving dan was het een antwoord zoals van Volkskrantredacteur Maarten Keulemans. Hij had het aan deskundigen voorgelegd en het was niet waar. Zelf een artikel schrijven? Dat was niet mogelijk, ook al waren mijn conclusies gebaseerd op studies uit het buitenland. Want wie dacht ik wel dat ik was. Een eenvoudige opiniepeiler, toch geen echte wetenschapper.
Alleen Harry Mens was blijkbaar geïnteresseerd. Eind maart kon ik in zijn tv-programma het verhaal vertellen. Ook Café Weltschmerz gaf mij ruimte en één van de interviews werd meer dan 500.000 keer bekeken.
Bij Op1 mocht ik in april een keer komen. Begeleid door Ab Osterhaus. Ik beschreef daar superspreading events, de grote rol van aerosolen en het enorme belang van ventilatie. Ook sprak ik mijn zorg uit over uitbraken in zorginstellingen. Ab Osterhaus onderschreef de meeste punten. Maar de maanden erna bleef het stil. Als ik al in een artikel of column werd genoemd, dan was de insteek meestal negatief. Op de belangrijke inhoud werd amper ingegaan. En de usual suspects mochten uitleggen dat besmetting echt via grote druppels gaat en niet of vrijwel niet via aerosolen.
Pas rond de zomer begon er wat te veranderen. Als het gaat om aerosolen bleven de meeste media echter trouw het RIVM volgen. Ondanks de grote omslag in Duitsland.
Vanaf maart zien we steeds dezelfde personen die iets mogen zeggen over de verspreiding van het virus. Men heeft amper aandacht voor andere geluiden. Zeker nu het aantal positieve testen stijgt. Natuurlijk zijn er positieve uitzonderingen. Maar die zijn op de vingers van één hand te tellen.
Deze vrijwel kritiekloze benadering heeft een aantal gevolgen. Er is bij betrokkenen geen urgentie om zich te verdiepen in de gang van zaken in het buitenland. De data is niet tiptop in orde. En onder lezers en kijkers blijft de angst sterk gevoed worden.
Als je mij voor half maart had gezegd dat de media zich ten aanzien van één specifiek onderwerp zo kritiekloos zouden opstellen, dan had ik je niet geloofd.
De verklaring
Ik denk dat ik hiervoor ook een verklaring heb. Een heel logische en een heel natuurlijke.
In maart zagen we hoe het virus bijvoorbeeld in Bergamo toesloeg. Ziekenhuisgangen vol patiënten, vrachtwagens met doodskisten. Medici die de indruk gaven dat het virus overal op de loer lag en elk moment kon toeslaan.
Er werden ongekende maatregelen genomen en we verkeerden collectief in doodsangst. Bang voor ons eigen lot en dat van onze geliefden. Psychiaters noemen dit massavorming. Je zou het ook massahysterie kunnen noemen. Een massahysterie waarvan iedereen deel uitmaakte. De bevolking, de deskundigen en de bestuurders. Maar zeker ook de mensen die bij de media werken. Zowel voor als achter de schermen.
Ons enige houvast waren de experts. De bestuurders kwamen met maatregelen, die ons zouden beschermen. Koste wat het kost. Letterlijk, koste wat het kost, moesten we dat gaan doen. Want alleen zo konden we dat gevaar voor onszelf en onze geliefden afwenden.
Elk afwijkend geluid was simpelweg een bedreiging voor de gemoedsrust van alle mensen die zo angstig waren. Dan moet de eenstemmigheid niet worden verstoord. Het zou je heel onzeker maken als iemand zegt dat die zogenaamde experts het eigenlijk ook niet weten en dat er betere oplossingen zijn.
Als je in de journalistiek werkt, voor of achter de schermen, dan wil je alleen maar dat alle mensen zich perfect houden aan wat de overheid voorschrijft, want dat is blijkbaar de enige weg naar veiligheid.
Vanuit menselijk opzicht begrijpelijk. Maar vanuit je opdracht als informatiemedium niet echt. Vooral als daardoor geluiden, zoals de mijne, waarmee vele slachtoffers in zorginstellingen voorkomen hadden kunnen worden, amper gehoord werden.
Je zou denken dat de media inmiddels geleerd hebben van wat er is gebeurd en niet dezelfde weg kiezen als in maart. Maar nadat vorige week opnieuw de paniekknop is ingedrukt, ben ik bang dat mijn hoop ijdel is.
Als de media zich als waakhond van de democratie beschouwen, dan zouden ze nu moeten ontwaken uit deze staat van collectieve angst en ook tijdens deze coronacrisis hun rol als waakhond moeten vervullen. Als ze dat niet doen, wordt de schade voor ons land alleen maar groter.
U heeft zojuist gelezen: Over de omslag van de massamedia.
Volg Maurice de Hond op Twitter | Facebook | LinkedIn | YouTube.
Mocht u ons werk ook met een kleine donatie financieel willen ondersteunen klik dan hier.